Ga naar inhoud
E-LEARNING
Zoeken naar:
Geaccrediteerde
Online nascholing
E-learning
Geaccrediteerd door het KRM
Voor mondhygiënisten
Demovragen
Appel en Eelman
2020-05-04T10:11:47+02:00
Vraag 1
Tijdens het Periodiek Mondonderzoek (PMO) beoordeel je de parodontale conditie van een patiënt en constateer je gegeneraliseerd gezwollen papillen en sterk verdiepte pockets tot en met 8 mm met bloedingen na sonderen in de zijdelingse delen. Je geeft voorlichting over parodontitis en merkt dat de patiënt erg gemotiveerd is om zijn dentitie te willen behouden. Patiënt geeft aan momenteel weinig tijd en veel zorgen te hebben over de toekomst van zijn bedrijf en de mantelzorg voor zijn terminale moeder, maar wil er wel iets aan doen.
Lees de richtlijn Parodontale Screening Diagnostiek en Behandeling in de algemene praktijk
Welk behandelingstraject indiceer je?
A. Het paro-traject en een afspraak voor een parodontiumstatus
B. Het paro-preventietraject en een afspraak voor instructies mondhygiëne
C. Je stelt een verkorte tandboog voor en indiceert het paro-traject
D. Je stelt patiënt gerust en indiceert een nieuwe afspraak voor PMO
Het juiste antwoord is:
B (Je indiceert het paro-preventietraject en plant een afspraak voor instructies mondhygiëne)
Gezien de huidige persoonlijke omstandigheden is een uitgebreid en intensief behandelingstraject niet geïndiceerd en daarmee ook niet het paro-traject. Maar omdat de patiënt erg gemotiveerd is, is behandeling op termijn reëel. Je kunt daarom het beste het paro-preventietraject indiceren en een afspraak voor instructies mondhygiëne inplannen. Daarmee zal de parodontale situatie aanzienlijk verbeteren gelet op de marginale ontsteking van het parodontium. Vanwege dit feit is er bovendien minder aanhechtingsverlies aanwezig dan de pocketdieptes doen vermoeden, waardoor er hoogstwaarschijnlijk zelfs nog geen sprake is van furcatieproblemen superior. Dit betekent dat de molaren goed te behandelen en daarmee te behouden zijn en extractie te voorbarig is.
Vraag 2
Tijdens het PMO scoor je bij een 78-jarige vrouw een PPS-3 en constateer je gegeneraliseerd veel interdentale plaque met bloedingen na sonderen. Patiënt geeft aan dat zij het liefst haar eigen gebit zo lang mogelijk wil behouden, maar ze zegt geen behoefte te hebben aan langdurige en kostbare behandelingen.
Lees de richtlijn Parodontale Screening Diagnostiek en Behandeling in de algemene praktijk
Welk behandelingstraject indiceer je?
A. Je indiceert een verwijzing naar een parodontoloog
B. Je indiceert het paro-preventietraject
C. Je indiceert een parodontiumstatus en aanvullende röntgenfoto’s
D. Je indiceert geleidelijke afbouw van de dentitie en regelmatig onderhoud
Het juiste antwoord is:
D (geleidelijke afbouw van de dentitie en regelmatig onderhoud)
Een uitgebreid behandelingstraject oftewel het paro-traject past in deze situatie niet binnen het zorgdoel. Om meer inzicht te krijgen in welke behandeldoelen realistisch zijn en daarmee duidelijkheid over het zorgplan zou je een parodontiumstatus en aanvullende röntgenfoto’s kunnen overwegen ofwel verwijzing naar een parodontoloog. Toch lijkt langzame afbouw in deze situatie de meest logische en reële keuze, mede vanwege de leeftijd van de patiënt. Indien patiënt hiervoor open staat is het altijd de moeite waard om de mondhygiëne te verbeteren.
Vraag 3
Je hebt een parodontiumstatus gemaakt bij een vrouw van 41 jaar en bij vrijwel alle aanwezige elementen zijn verdiepte pockets aanwezig variërend van 4 - 8 mm. Aanvullend heb je röntgenfoto’s gemaakt.
Lees de richtlijn en bekijk de
röntgenfoto
Wat is de juiste classificatie van parodontitis volgens het nieuwe systeem ‘staging and grading’?
A. 41-jarige vrouw met parodontitis, gegeneraliseerd stadium III, graad B
B. 41-jarige vrouw met parodontitis, lokaal stadium III, graad B
C. 41-jarige vrouw met parodontitis, lokaal stadium IV, graad C
D. 41-jarige vrouw met parodontitis, lokaal stadium III, graad C
Het juiste antwoord is:
B (41-jarige vrouw met parodontitis, lokaal stadium III, graad B )
In deze casus zijn er 7 elementen met gevorderde botafbraak, d.w.z. botverlies ≥ ⅓ en tot ⅔ van de wortellengte, namelijk de 11, 12, 16, 21, 22, 26 en 32. Dit aantal is < 30% van het aantal aanwezige elementen en daarmee is de uitgebreidheid lokaal. De 11 heeft het meeste botverlies dat ongeveer zo’n 40% is, waardoor de graad B is (35:41=0,85).
Page load link
Ga naar de bovenkant